Tijdens het uitzoeken van de foto’s van deze maand kwam ik een foto van een gans met pullen tegen. Altijd leuk, een gans met kleintjes 🙂 . Dus ik dacht een artikel te schrijven met allemaal schattige foto’s van kleine ganzen en eendjes. Maar toen merkte René op: “zeg, waren die grauwe ganzen niet ooit een bedreigde diersoort?” Eerst dacht ik: ganzen, zeldzaam? Nee, dat slaat nergens op! Maar even Googlen toonde aan dat ik het mis had: in 1910 was de grauwe gans zelfs als broedvogel uitgestorven in de hele Benelux! En nu lees je over boze boeren die woest zijn op de vele ganzen die hun land afgrazen. Hoe is dat zo gekomen???
Eerst even wat leuke feitjes over de grauwe gans. Er zijn veel soorten ganzen in Nederland, maar de grauwe gans voldoet wel het meest aan het beeld wat veel mensen hebben van een ‘echte gans’. Dikke snavel, het gak-gak geluid, het is echt ‘op en top’ een gans. Dat komt vooral omdat we de boerengans zo goed kennen. Boerenganzen zijn helemaal wit (hij staat altijd op een spelletje ganzenbord afgebeeld), maar ze stammen af van de grauwe gans. Dat kun je ook zien aan de Latijnse namen: de grauwe gans heet Anser anser, de boerengans heet Anser anser domesticus (je weet wel van Passer domesticus = ‘Huismus’, Felis domesticus = ‘Huiskat’). Boerenganzen vond (en vind) je vaak op boerenerven. Ze worden gehouden voor hun eieren en vlees, maar vooral ook voor de bewaking! Als je ooit te dicht in de buurt gekomen bent van een ganzenfamilie met kleintjes, dan snap je wel waarom… Het schijnt dat zelfs de oude Grieken hun tempels al lieten bewaken door ganzen.
Net als veel andere ganzen zijn grauwe ganzen sociale vogels en vormen ze paartjes voor het leven. Ze broeden van april tot in mei/juni en leggen gemiddeld 5 eieren per jaar. Maar vaak zie je een hele club jongen bij elkaar met een aantal volwassenen erbij. Dat komt omdat ze graag een soort ‘losse kolonie’ vormen zodat de ouders elkaar kunnen helpen bij het letten op de kleintjes. Een enkel roofdier (vooral vossen) die het op de jonge vogels gemunt heeft wordt dan snel opgemerkt en met veel blazen en gakken weggejaagd.
Polders…
Maar even terug naar de hoofdvraag van deze blog: hoe gaat een diersoort van “uitgestorven broedvogel” naar “zoveel voorkomend dat het een probleem wordt”? Er zijn hier twee belangrijke redenen voor: ten eerste de ontwikkeling van de Oostvaardersplassen en ten tweede de opkomst van het “grasfalt”. Tussen 1930 en 1968 werden vier polders drooggelegd in het IJsselmeer. Oorspronkelijk waren deze Flevopolders bedoeld als landbouwgebied, maar later besloot men meer ruimte te geven aan de natuur en zo ontstonden de Oostvaardersplassen tussen Almere en Lelystad. Dit gebied (ongeveer 56 km2 groot) is een moerasgebied en is werkelijk ideaal voor grauwe ganzen om in te broeden. Dat gingen ze dan ook al snel doen 🙂 . Was er in 1950 nog sprake van een incidenteel broedgeval, in 1975 waren er al 100-150 broedparen, in 1982 telde men er 250 en in 1990 al 1250! Sinds 2000 stijgt het aantal zelfs met 19% per jaar.
…en grasfalt
De tweede reden is dus het “grasfalt”. Daarmee worden de sterk bemeste, “biljartlaken-achtige” weilanden bedoeld dat vol staat met eiwitrijk gras. Er groeit geen bloemetje in, leeft bijna niks, is funest voor weidevogels als de grutto en de kieviet, maar is dus weer geweldig voor de grauwe gans! Dit type weiland kwam na 1950 steeds meer in trek. In die tijd had men heel sterk het gevoel van “nooit meer honger”. Er moest dus voedsel geproduceerd worden, zo veel en zo efficiënt mogelijk. De opkomst van de kunstmest hielp om het boerengrasland steeds meer om te vormen tot beter voedsel voor de koeien. Maar waar koeien het goed op doen, doen ganzen het ook prima op!
Een blijvertje
Eigenlijk is een grauwe gans een trekvogel; vogels uit Scandinavië overwinteren in Nederland en de Nederlandse vogels trekken naar het warme Spanje.
Maar de laatste tijd is de situatie in Nederland zó goed voor de ganzen, dat veel vogels gewoon in Nederland blijven. Ze eten het gras van de weilanden en nemen ook regelmatig een hapje van de akkers. Je kunt je voorstellen dat dat een probleem wordt voor de boeren. De koeien kunnen de concurrentie van die ganzen wel aan, maar als je je net ingezaaide mais opgevreten ziet worden, dan kun je die beesten wel schieten! En dat gebeurt dan ook met enige regelmaat. Sinds 1999 mag er niet meer gejaagd worden op grauwe ganzen, maar boeren kunnen een ontheffing aanvragen voor het afschieten van ganzen die veel schade aanrichten.
En nu?
Persoonlijk lijkt het mij een betere oplossing om terug te gaan naar de ‘oude weilanden’, die met bloemen en zo nu en dan een heuveltje. Minder voedzaam, dus minder aantrekkelijk voor de ganzen. En minder kans dat ze elk jaar weer 5 (of meer!) jongen grootbrengen. Misschien hebben de vossen dan ook meer kans om af en toe een kuiken te snaaien (zielig, maar vossen moeten ook eten) en als bonus krijg je ook nog andere weidevogels terug!
Tuurlijk heb ik als ‘niet-boer’ zijnde makkelijk praten. Als je hele bedrijf gericht is op zo veel mogelijk melk en vlees te produceren, dan draai je dat niet zo snel terug. En laten we niet vergeten dat de hele maatschappij na de tweede wereldoorlog daar op aangedrongen heeft: ‘meer productie, nooit meer honger, exporteren’. Dus het is een enorme stap naar ‘minder productie, niet meer exporteren, net genoeg leveren voor eigen gebruik’. Maar door schade en schande wijs geworden, is dat volgens mij wel de kant die we op moeten. En dat wij dan als consumenten meer moeten betalen voor de boerenproducten, dat is dan maar zo. We krijgen er een prachtig land voor terug!